Een verboden liefde……
Op een herfstachtige dag aan het begin van deze eeuw, reed ik tegen het vallen van de avond tijdens mijn avonddienst omstreeks een uur of acht, op de motor over een landweg die twee dorpskernen van “mijn” bewakingsgebied met elkaar verbond. Een vrij smalle weg tussen weilanden en sloten door, die tijdens de spits vaak als sluiproute werd gebruikt. Op dit moment was ik de enige weggebruiker.
In de verte zag ik in de schemering een fiets aan de kant van de weg staan en in eerste instantie zag ik niemand bij die fiets in de omgeving. Toen ik de fiets naderde, zag ik dat er in de berm iemand aan de slootkant in het gras gehurkt zat. Die sloot lag ongeveer anderhalve meter lager dan de weg waarop ik mij bevond.
Ik herinnerde mij dat er enkele weken daarvoor op die locatie een ongeval had plaatsgevonden, waarbij de bestuurder van een auto de macht over het stuur verloor en de sloot in was gereden. De auto liep niet veel schade op, maar in de slippartij werd een fietser die daar op dat moment van zijn werk naar huis reed, meegesleurd. Die fietser kwam onder de auto in de sloot terecht.
Grote paniek! bij de bestuurder van de auto die in de sloot was beland en bij andere weggebruikers die op dat moment in de spits voor de sluiproute hadden gekozen. Hulpverleners waren machteloos en de fietser overleed ter plaatse onder de auto.
Ik stopte met mijn politiemotor achter de damesfiets die naast de weg in het gras stond. Ik zag dat de persoon die onderaan het talud aan de slootkant zat zich omdraaide. Ik zag dat het een dame van middelbare leeftijd was die naast een klein “monument” zat, waarbij een mooie bos bloemen stond en een kleine stormlamp met daarin een waxinelichtje dat brandde.
Ik zette de motor uit, deed mijn vizier omhoog en zittend op mijn motor zei ik tegen haar: “Was het een dierbare van u”?
Zonder wat te zeggen stond zij op en kwam naar boven naar de weg lopen. Ik zat nog steeds op mijn motor en zag dat zij bij mij naast de motor kwam staan. Ik keek in betraande ogen en hoorde toen dat zij zei: “Ik weet niet hoe orthodox u bent”.
Ik antwoordde haar toen: “Ik ben redelijk orthodox opgevoed, maar mede door mijn werkervaring in dit mooie beroep, ben ik steeds meer tot de categorie mensen gaan behoren voor wie niets menselijks vreemd is”.
Zij deed toen haar verhaal:
“Ik was gelukkig getrouwd met een lieve man die de laatste jaren echter als gevolg van een hersenaandoening steeds meer van mij is gaan vervreemden. Toen mijn kinderen nog thuis woonden had ik daar nog aanspraak aan en de kinderen aan mij. De kinderen zijn nu het huis uit en nu rust de zorg voor mijn man voornamelijk op mij alleen. Dat doe ik met liefde, maar het is zo moeilijk wanneer je geen enkele reflectie krijgt. Soms is het of de muren mij aanvliegen.
Ongeveer een jaar geleden zag ik een advertentie in de krant waarin een dame die zich in een mantelzorgsituatie bevond, opriep om in contact te komen met mensen die zich in een vergelijkbare situatie bevonden. Wellicht konden die mensen dan in een praatgroep steun hebben aan elkaar. Ik heb daar toen op gereageerd en met mij nog een aantal andere mensen.
Bij de eerste bijeenkomst voelde het direct goed om met lotgenoten ervaringen te kunnen delen. We spraken af om op gezette tijden bij elkaar te komen en de band werd zo goed, dat we af en toe ook gezamenlijke activiteiten ondernamen.
Eén van de mensen die deel uitmaakten van de club, was Robert. Robert bevond zich in nagenoeg dezelfde situatie als ik. Kinderen het huis uit en alleen nog samenwonend met een vrouw van wie hij hield, maar die van hem vervreemd was en net als mijn man door een hersenaandoening moeilijk handelbaar was geworden.
Robert en ik spraken tijdens de bijeenkomsten veel met elkaar. We begrepen elkaars zorgen zo goed. Dat schepte een band die zover ging dat we elkaars nummers uitwisselden en wel eens samen afspraken om ergens een bakkie te drinken. Die band werd uiteindelijk zo hecht, dat de grens tussen elkaar graag mogen en van elkaar houden, vervaagde.
Beiden wisten we dat het een onmogelijke en eigenlijk verboden liefde was, maar het voelde zo goed. We wisten ook dat we allebei niet zouden scheiden en dat maakte de relatie zo bitterzoet. We hebben het ook allebei tegen onze kinderen verteld. Mijn kinderen begrepen het helemaal. Maar Robert liep op tegen een muur van totaal onbegrip. We bleven via sms-berichten afspraken maken ook voor de praatgroep. Het waren de lichtpunten in het leven van ons allebei.
En nu is dit de plaats waar Robert een tijdje terug om het leven is gekomen bij een aanrijding toen hij op weg naar huis was. Ons laatste lichtpunt beleefden we een dag voordat het fatale ongeluk gebeurde.
De dag na dat ongeluk hoorde ik daarvan en mij bekroop toen onmiddellijk de angst dat Robert de man zou zijn die bij dat ongeluk betrokken was. Ik had hem namelijk een sms-bericht gestuurd en in tegenstelling tot vorige berichten die ik hem stuurde waarop ik altijd direct een antwoord kreeg, kreeg ik nu geen reactie. Ik heb wel honderd keer op mijn telefoon gekeken.
De daaropvolgende dag werd mijn vermoeden bevestigd, toen ik via via had vernomen dat Robert inderdaad de man was die om het leven was gekomen. Het trof mij als een mokerslag. Ik ben toen naar deze weg gereden en heb gezocht naar sporen van het ongeluk. Op deze plaats zag ik toen duidelijk sporen in het gras en de sloot en ook nog een verpakking van iets uit een ambulance. Via een bericht in de krant las ik wanneer de afscheidsdienst van Robert gehouden werd. Ik móest daar gewoon heen.
Op de dag van de begrafenis ben ik onopvallend naar de afscheidsdienst gegaan waarbij ik als laatste naar binnen ging en op de achterste bank ging zitten. Vlak voor het einde van de dienst heb ik de kerk verlaten en ben ik huilend naar huis gereden.
Ik ben nu al een paar keer naar dit plekje geweest. Mijn kinderen zijn erg lief voor mij, maar op één of andere manier voelt het of ik hier dicht bij hem ben”.
Ik keek haar aan en zag wederom betraande ogen die mij aankeken. Ik kon het niet helpen maar ook bij mij rolde een traan over mijn wang. Inmiddels was de zon die af en toe heel even door een gaatje in de bewolkte hemel zichtbaar was, onder aan het gaan.
Na enige tijd zei zij: “Sorry dat ik zoveel tijd van u heb gevraagd, u bent aan het werk”.
Ik zat nog steeds op mijn motorfiets, legde mijn hand op haar schouder en zei tegen haar dat dit gelukkig óók tot mijn werk behoorde. Gewoon een luisterend oor zijn voor iemand die verdriet heeft.
Daarop antwoordde zij: “Ik ben u zo dankbaar dat u naar mijn verhaal wilde luisteren. Dit maakt het einde van deze dag voor mij een stukje minder donker. Er zijn niet zoveel mensen met wie ik dit zou willen en kunnen delen”.
Ik wenste haar veel sterkte voor de komende tijd, startte de motor en vervolgde mijn weg, vol met gedachten. Het zijn de kleine dingen die het doen. Dat kunnen totaal onverwachte ontmoetingen zijn die een gouden randje krijgen en daarom ook in je geheugen blijven. Gelukkig maar! Wat is het toch een mooi beroep.
(Robert is een gefingeerde naam)
Beste Dolf,
Dit bericht raakt mij erg omdat ik in mijn werkzame leven (46 jaar) aardig veel contacten heb gehad die enorme indruk op mij hebben gemaakt en waar ik nog regelmatig aan denk.
Bedankt dat je dit met politiemensen wilde delen.
Groet, Bart